Veel leerlingen in groep 5 vinden begrijpend lezen lastig. Ze lezen de woorden wel, maar weten niet goed hoe ze moeten nadenken over wat ze lezen. Daarom helpen leerkrachten kinderen vaak met speciale leesstrategieën, die ook terug komen op de lvs-toetsen van Leerling in Beeld, Boom, Dia en IEP voor begrijpend lezen.
Maar wat zijn die strategieën oor begrijpend lezen dan precies? En hoe leg je die op een eenvoudige, duidelijke manier uit aan kinderen van 8 of 9 jaar?
In dit artikel lees je:
Wat leesstrategieën zijn
Welke strategieën het meest geschikt zijn voor groep 5
Hoe je ze eenvoudig uitlegt aan kinderen
Concrete voorbeelden en werkvormen
Leesstrategieën zijn manieren van denken die kinderen helpen om een tekst beter te begrijpen. Je kunt ze zien als stapjes die je brein zet tijdens het lezen. Kinderen hoeven de strategieën niet uit hun hoofd te leren; het gaat erom dat ze leren hoe ze bewust nadenken terwijl ze lezen.
Hieronder vind je de strategieën die in groep 5 het meest worden gebruikt. Bij elke strategie staat een uitleg in kindertaal en een voorbeeld.
Uitleg voor kinderen:
Je kijkt naar de titel, plaatjes en eerste zinnen en denkt: “Waar gaat deze tekst over? Wat denk ik dat er gaat gebeuren?”
Waarom het helpt:
Leerlingen worden actieve lezers. Ze gaan nieuwsgierig lezen omdat ze willen weten of hun voorspelling klopt.
Voorbeeld:
Titel: “De geheime tuin”
Vraag aan de kinderen: “Wat zou er geheim zijn aan deze tuin? Denk je dat er iemand woont? Wat verwacht je in het verhaal tegen te komen?”
Uitleg voor kinderen:
Tijdens het lezen denk je na over vragen als:
“Wat bedoelt de schrijver hiermee?”
“Waarom doet iemand dit?”
“Wat zou er daarna gebeuren?”
Waarom het helpt:
Kinderen blijven actief en denken dieper na over de inhoud.
Voorbeeld:
Tekstfragment:
“Sara hoorde een vreemd geluid achter de schuur.”
Vraag: “Wat zou dat geluid kunnen zijn? En waarom is het vreemd?”
Uitleg voor kinderen:
Je probeert bij het lezen een filmpje in je hoofd te maken. Wat zie je? Wat hoor je? Hoe ziet de omgeving eruit?
Waarom het helpt:
Visualiseren maakt de tekst levendiger en zorgt voor beter begrip en onthouden.
Voorbeeld:
Tekstfragment:
“Het bos was donker en alleen de wind ruiste door de bladeren.”
Vraag: “Hoe ziet jouw bos eruit? Is het spannend, rustig, stil?”
Uitleg voor kinderen:
Je vertelt in één of twee zinnen wat het belangrijkste was. Je vertelt niet alles, maar alleen de kern.
Waarom het helpt:
Kinderen leren onderscheid maken tussen hoofdzaken en bijzaken.
Voorbeeld:
Na het lezen van een tekst over honden:
Lang verhaal: “Honden kunnen veel dingen doen. Ze kunnen blaffen, rennen en trucjes leren. Sommige honden helpen blinden. Andere honden zoeken mensen op in het bos.”
Samenvatting: “Honden zijn slimme dieren die mensen kunnen helpen.”
Uitleg voor kinderen:
Je let extra op woorden die veel vertellen over de tekst, zoals moeilijke woorden of signaalwoorden.
Waarom het helpt:
Kinderen leren verbanden leggen en begrijpen beter wat de schrijver bedoelt.
Voorbeeld:
Signaalwoord: “daardoor”
In de zin: “Het was heel glad, daardoor viel ze.”
Vraag: “Wat betekent daardoor? Welk verband geeft het aan?”
Uitleg voor kinderen:
Als je iets niet begrijpt, ga je een stukje terug in de tekst. Je leest het nog eens.
Waarom het helpt:
Kinderen begrijpen dat lezen een actief proces is – je mag terugzoeken als je iets niet snapt.
Voorbeeld:
Als een kind zegt: “Ik snap niet waarom de jongen boos werd,” laat je hem de vorige alinea opnieuw lezen om de reden te vinden.
Uitleg voor kinderen:
Je denkt na over wat je al weet voordat je gaat lezen. Daardoor begrijp je de tekst sneller.
Waarom het helpt:
Het maakt de tekst herkenbaarder en begrijpelijker.
Voorbeeld:
Voor een tekst over dolfijnen vraag je: “Wat weet je al over dolfijnen? Waar wonen ze? Wat eten ze?”
Lees een stukje tekst voor en zeg hardop wat jij denkt. Zo leren kinderen hoe het werkt.
“Hmm, in deze titel staat ‘Het verdwenen schilderij’. Ik voorspel dat iemand een schilderij heeft gestolen.”
Begin met voorspellen. Oefen dat een week. Daarna ga je verder met vragen stellen, enzovoort.
Gebruik bijvoorbeeld simpele symbolen: een vergrootglas voor vragen, een wolkje voor voorspellen, een potlood voor samenvatten. Zo herkennen kinderen snel wat ze moeten doen.
Lange teksten zijn voor groep 5 te ingewikkeld om meerdere strategieën tegelijk op toe te passen. Begin klein.
Vraag soms: “Welke strategie helpt jou nu het meest?” Dit maakt kinderen zelfstandiger lezers.
Een les begrijpend lezen met de strategie “voorspellen”.
Leerkracht laat titel en plaatje zien: “De verdwenen kat”.
Vraag: “Wat denken jullie dat er is gebeurd? Wie is de kat kwijt? Waar zou hij zijn?”
De klas leest de eerste alinea.
Vraag: “Klopt jullie voorspelling? Wat zou er nu kunnen gebeuren?”
Tijdens het lezen veranderen de voorspellingen. De leerlingen bespreken waarom.
Resultaat: kinderen lezen actiever en begrijpen de tekst beter omdat ze steeds nadenken over wat ze lezen.
Leesstrategieën helpen kinderen om niet alleen woorden te lezen, maar ook echt na te denken over de inhoud van een tekst. Door de strategieën duidelijk en eenvoudig uit te leggen, maak je begrijpend lezen minder abstract en veel toegankelijker voor leerlingen in groep 5.